7

 

 

 

 

De politie stond bij Magnus voor de deur op het enige moment dat hij even bij het raam weg was. Hij was in de badkamer toen ze op de deur klopten. Zijn moeder had door Georgie Sanderson een badkamer aan de achterkant van het huis laten bouwen. Dat was toen Georgies been zo slecht was geworden dat hij had moeten ophouden met vissen. Ze had het gedaan om hem een plezier te doen, want hij vond het vreselijk om stil te zitten en ze zou hem voor het werk betalen. Georgie was redelijk handig maar er waren betere mensen geweest aan wie ze het had kunnen vragen. Het bad had nooit goed op de muur aangesloten en vlak nadat Magnus’ moeder was overleden waren de lampen doorgebrand. Magnus had nooit de moeite genomen om die te vervangen. Wat voor zin zou dat hebben? Hij schoor zich aan het aanrecht in de keuken en hij kon de wc zien als hij het licht in de slaapkamer aandeed.

Hij was zich al enige tijd bewust dat hij naar de wc moest, maar hij had zijn post bij het raam niet willen verlaten. Er waren nog meer mensen gearriveerd. Agenten in uniform. Een lange man in een pak. Een wat slordig uitziende figuur, die naar de jonge vrouw in Henry’s landrover toe was gegaan en met haar in zijn auto was weggereden. Magnus hoopte dat hij haar niet naar de kamer met de glimmende muren in het politiebureau had gebracht. Ten slotte had hij zijn bezoek aan de badkamer niet langer kunnen uitstellen, en het was precies op dát moment, toen hij daar als een schooljongen met zijn broek en onderbroek om zijn enkels stond – hij had zo nodig gemoeten, dat hij geen tijd had gehad voor de rits en de knopen – dat er op de deur werd geklopt. Hij was meteen in paniek geraakt.

‘Een ogenblikje,’ riep hij, want hij stond te plassen en kon daar niet zomaar mee ophouden. ‘Ik kom eraan.’

Hij wachtte totdat hij klaar was en trok zijn onderbroek en broek tezamen omhoog. De broek had een tailleband van elastiek. Nu hij weer toonbaar was begon zijn paniek wat af te nemen.

Toen Magnus de keuken in kwam, stond de man nog steeds buiten te wachten. Magnus kon hem door het raam zien. Hij stond daar gewoon, heel geduldig, en hij had de verandadeur nog niet eens opengedaan. Het was de slordig geklede man die hij met de jonge vrouw had zien wegrijden. Dan kon hij haar niet helemaal naar Lerwick hebben gebracht. Misschien had hij haar alleen naar haar huis bij de kerk gebracht. Magnus vermoedde dat de politie met vrouwen misschien anders omging dan met mannen.

Magnus deed de deur open en keek de man aan. Die was niet van hier. En hij leek niet op iemand die Magnus kende, dus waarschijnlijk had hij hier ook geen familie.

‘Waar ben jij van?’ vroeg hij met een zwaar Shetlands accent. Het was het eerste wat in zijn hoofd opkwam. Als hij beter had nagedacht, zou hij het op een andere manier hebben gevraagd, zoals hij met de meisjes had gedaan, zodat de vreemdeling, áls hij uit het zuiden kwam, hem begrepen zou hebben. Maar hij bleek Magnus nu ook te begrijpen.

‘Van Fair Isle,’ zei hij, op dezelfde toon van Magnus’ vraag. Na een korte stilte voegde hij eraan toe: ‘Oorspronkelijk. Ik heb mijn opleiding in Aberdeen gedaan en ben nu gestationeerd in Lerwick.’ Hij stak zijn hand uit. ‘Perez.’

‘Dat is een vreemde naam voor iemand van Fair Isle.’

Perez glimlachte maar legde het niet uit. Magnus had de uitgestoken hand nog steeds niet vastgepakt. Hij dacht na maar geloofde niet dat hij ooit naar Fair Isle was geweest. Er was nu zelfs een veerboot naar het eiland. Met de postboot vanuit Grutness, de haven in het zuiden, vlak bij het vliegveld, was het drie uur varen. Hij had foto’s van het eiland gezien. Het had een hoge rotskust aan de oostkant. De dominee die in het huis naast de kerk had gewoond, had vroeger zijn gemeente op Fair Isle gehad. Er was een dia-avond in het gemeenschapscentrum geweest en Magnus was er met zijn moeder naartoe gegaan. Maar meer details kon hij zich niet herinneren.

‘Hoe is het daar?’ vroeg hij.

‘Het bevalt me prima.’

‘Waarom ben je er dan weggegaan?’

‘Ach, je weet wel... er is daar niet veel werk.’

Op dat moment zag Magnus de hand, stak de zijne uit en drukte de hand.

‘Je kunt maar beter binnenkomen.’ Hij keek langs Perez de helling af en zag een agent in uniform staan, die naar boven stond te kijken. ‘Kom binnen,’ drong hij verder aan.

Perez moest bukken om onder de deurpost door te kunnen en toen hij binnen was, leek hij de hele kamer te vullen.

‘Ga zitten,’ zei Magnus. Het maakte hem nerveus, die grote man die hoog boven hem uittorende. Hij trok een stoel bij de tafel weg en wachtte tot Perez ging zitten. Hij had al de hele ochtend op de politie zitten wachten en nu er iemand was, wist hij niet wat hij moest zeggen. Hij wist niet eens wat hij moest denken.

‘Ga zitten.’ Het was de raaf die het zei. Hij had zijn snavel tussen de tralies van de kooi door gestoken en herhaalde Magnus’ woorden, zonder pauze ertussen. ‘Ga zitten ga zitten ga zitten.’

Magnus pakte de doek en legde die over de kooi. Hij was bang dat de onderbreking de politieman zou irriteren. Maar Perez scheen het wel leuk te vinden. ‘Heb jij hem dat geleerd? Ik wist niet dat raven konden praten.’

‘Het zijn slimme vogels.’ Magnus voelde de grijns op zijn gezicht komen en kon er niets aan doen. Hij draaide zijn hoofd om en hoopte dat de grijns vanzelf weer weg zou gaan.

‘Heb je vanochtend de raven onder aan de heuvel gezien?’

‘Die zijn er altijd,’ zei Magnus.

‘Er lag daar iemand. Een jong meisje.’

‘Catherine.’ Hij kon er niets aan doen. Net als de stompzinnige grijns op zijn gezicht was verschenen, floepte de naam eruit voordat hij die kon tegenhouden. Je vertelt ze niks, had zijn moeder gezegd. Dat waren haar laatste woorden tegen hem geweest toen de twee politiemannen hem al die jaren geleden waren komen halen om hem naar Lerwick te brengen. Je hebt niks gedaan dus je vertelt ze niks.

‘Hoe wist je dat ze dood was, Magnus?’ Perez praatte heel langzaam en heel duidelijk. ‘Hoe wist je dat het Catherine was die daar lag?’

Magnus schudde zijn hoofd. Je vertelt ze niks.

‘Heb je gezien wat er beneden is gebeurd? Heb je gezien hoe ze is omgebracht?’

Magnus keek panisch om zich heen.

‘Heb je misschien de raven gezien en vroeg je je af wat ze zo onrustig had gemaakt?’

‘Ja,’ antwoordde hij dankbaar.

‘En toen ben je gaan kijken?’

‘Ja.’ Magnus knikte gretig.

‘Waarom heb je de politie niet gebeld, Magnus?’

‘Ze was al dood. Ik kon niets meer voor haar doen.’

‘Maar de politie had ingelicht moeten worden.’

‘Er is hier geen telefoon in huis. Hoe had ik dat dan moeten doen?’

‘Een van je buren heeft toch wel telefoon? Je had kunnen vragen of ze namens jou wilden bellen.’

‘Die praten niet tegen me.’

Er viel een stilte. Onder de doek kraste en ritselde de raaf.

‘Wanneer heb je haar ontdekt?’ vroeg Perez. ‘Hoe laat ben je de heuvel af gelopen om te gaan kijken?’

‘Toen de kleintjes de school binnengingen. Ik hoorde de bel toen ik het huis uit kwam.’ Magnus vond dat een slim antwoord van zichzelf. Zijn moeder zou het niet erg hebben gevonden dat hij dit zei.

Er viel weer een stilte terwijl Perez een paar woorden in een notitieboekje opschreef. Daarna keek hij op. ‘Hoelang woon je hier al alleen, Magnus?’

‘Sinds mijn moeder is gestorven.’

‘Wanneer was dat?’

Magnus probeerde te bedenken wat hij moest antwoorden. Hoeveel jaar was het geleden? Hij had geen idee.

‘Agnes is ook dood,’ zei hij, om niet te hoeven uitrekenen hoeveel jaar het geleden was.

‘Wie was Agnes?’

‘Mijn zus. Ze had kinkhoest. Ze was er slechter aan toe dan iedereen dacht. Ze was tien.’ Abrupt deed hij zijn mond dicht. Dit ging de politieman allemaal niets aan.

‘Het moet een eenzaam bestaan zijn geweest, nadat je moeder was gestorven.’

Magnus zei niets.

‘Je zou blij geweest zijn met een beetje gezelschap.’

Hij zei nog steeds niets.

‘Catherine was een vriendin van je, hè?’

‘Ja,’ zei Magnus. ‘Een vriendin.’

‘Je bent haar gisteren tegengekomen in de bus uit de stad.’

‘Ze was naar een feest geweest.’

‘Een feest?’ vroeg Perez. ‘De hele nacht? Weet je dat zeker?’

Was dat zo? Had ze de hele nacht gefeest? Daar moest Magnus over nadenken. Hij kon het zich niet herinneren. Zoveel had ze er niet over gezegd.

‘Ze zag er moe uit,’ zei hij. ‘Ze was de hele nacht op geweest. Ik dacht dat ze zei dat het een feest was.’

‘Hoe was ze gekleed?’

‘Niet in feestkleren,’ moest Magnus toegeven, ‘maar dat doen ze tegenwoordig niet meer, geloof ik.’

‘Toen je naar buiten bent gegaan om naar haar te kijken, moet je gezien hebben wat voor kleren ze aanhad. Had ze zich omgekleed nadat je haar gisteren had gezien?’

‘Dat geloof ik niet.’ Meteen daarna vroeg hij zich af of hij niet een ander antwoord had moeten geven, of de vraag misschien een truc was geweest. ‘Ik herinner me alleen de rode sjaal.’

‘Heeft ze verteld waar dat feest was?’

‘Nee. Ze zag me eerst niet. Pas toen we allebei moesten uitstappen.’

‘Wat voor indruk maakte ze?’ vroeg Perez.

‘Een vermoeide; dat zei ik al.’

‘Maar bedroefd vermoeid of prettig vermoeid?’

‘Ze is met me mee naar huis gegaan,’ zei Magnus opeens. ‘Voor een kopje thee.’

Er viel een stilte. Magnus wist dat hij een fout had gemaakt. Snel voegde hij eraan toe: ‘Ze wilde een foto van me maken. Voor een schoolproject. Ze wilde zelf.’

‘Heeft ze die foto gemaakt?’

‘Ja, diverse foto’s.’

‘Was ze hier al eerder geweest?’ vroeg Perez. Hij leek niet verontrust door wat Magnus hem had verteld. Er klonk geen dreiging of boosheid door in zijn stem.

‘Op nieuwjaarsmorgen. Catherine en Sally. Ze waren op weg naar huis. Ze zagen licht branden en zijn binnengekomen om me gelukkig nieuwjaar te wensen.’

‘Sally?’

‘Sally Henry, de dochter van de onderwijzeres.’

‘Maar gisteren was Catherine alleen.’

‘Alleen... ja.’

‘Is ze lang gebleven?’

‘Ze heeft een plak cake gegeten,’ zei Magnus. ‘En thee gedronken.’

‘Dus ze is niet de hele middag gebleven?’

‘Nee, zo lang niet.’

‘Hoe laat was het toen ze wegging?’

‘Dat weet ik niet.’

Perez keek om zich heen. ‘Dat is een mooie klok.’

‘Die is van mijn moeder geweest.’

‘Loopt hij gelijk?’

‘Ja, ik zet hem elke avond gelijk met de klok van de radio.’

‘Je moet toch gezien hebben hoe laat ze wegging? Heb je níét naar de klok op de schoorsteenmantel gekeken? Mensen doen dat soort dingen automatisch.’

Magnus opende zijn mond om iets te zeggen, maar de woorden wilden hem niet te binnen schieten. Zijn gedachten leken versteend, vast te zitten.

‘Ik kan het me niet herinneren,’ zei hij.

‘Was het nog licht toen ze wegging?’

‘O, ja, het was nog licht.’

‘Want het wordt zo vroeg donker in deze tijd van het jaar...’ Perez keek Magnus aan alsof hij verwachtte dat hij nog iets zou zeggen. Toen dat niet gebeurde vervolgde hij: ‘Waar ging ze naartoe?’

‘Naar huis.’

‘Zei ze dat, dat ze naar huis ging?’

‘Nee, maar die kant liep ze op. Naar dat huis halverwege de weg, waar die verbouwing is geweest. Met al die ramen aan de voorkant. Daar woont ze.’

‘Heb je haar naar binnen zien gaan?’

Was dat weer een truc? Magnus keek de politieman aan. Hij merkte dat zijn mond openstond en deed hem dicht.

‘Het zou heel normaal zijn,’ zei Perez. ‘Dat je haar hebt nagekeken toen ze de heuvel af liep, toch? Daar is niets mis mee, als je een mooi meisje nakijkt. Je zit toch wel vaker bij het raam om naar buiten te kijken? Met dit weer is er verder niet veel te doen.’

‘Ja,’ zei Magnus. ‘Ik heb haar naar binnen zien gaan.’

Ze zaten zwijgend tegenover elkaar. De stilte duurde zo lang, dat Magnus zich afvroeg of dit alles was, of de politieman nu zou opstaan en hem weer alleen zou laten. Opeens wist hij niet zeker of hij dat wel wilde. ‘Wil je misschien een kopje thee?’ vroeg hij, want hij zag opeens voor zich hoe het in huis zou zijn als de politieman er niet meer was, met alleen het gekras van de raven op de heuvel als afleiding.

‘Ja,’ zei Perez. ‘Ik lust wel een kopje thee.’

Geen van beiden zei iets totdat de thee was gezet en ze allebei weer aan tafel zaten.

‘Acht jaar geleden,’ zei Perez, ‘werd er een meisje vermist. Ze was jonger dan Catherine, maar zoveel jonger ook weer niet. Catriona heette ze. Kende je haar, Magnus?’

Magnus wilde zijn ogen dichtdoen om de vraag buiten te sluiten maar wist dat áls hij dat deed, hij zichzelf weer in het politiebureau zou zien zitten, met die vuist vlak voor zijn gezicht en de smaak van bloed in zijn mond.

Hij staarde voor zich uit.

‘Je hebt haar gekend, hè, Magnus? Ze kwam ook wel eens bij je op de thee. Net als Catherine. Ze was een mooi meisje, heb ik gehoord.’

‘Ze is nooit gevonden,’ zei Magnus. Hij probeerde zijn kaakspieren te beheersen om die vreselijke grijns terug te dringen. Hij kneep zijn lippen stijf op elkaar en dacht aan de woorden van zijn moeder. Je vertelt ze niks.

 

Ravenzwart
titlepage.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_000.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_001.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_002.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_003.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_004.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_005.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_006.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_007.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_008.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_009.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_010.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_011.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_012.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_013.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_014.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_015.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_016.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_017.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_018.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_019.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_020.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_021.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_022.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_023.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_024.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_025.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_026.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_027.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_028.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_029.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_030.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_031.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_032.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_033.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_034.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_035.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_036.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_037.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_038.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_039.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_040.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_041.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_042.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_043.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_044.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_045.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_046.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_047.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_048.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_049.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_050.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_051.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_052.xhtml